Kennis over de geestelijke gesteldheid van de mens en de wereld in de periode voor de islam is heel belangrijk. Enkel dan kan het duidelijk worden waarom en hoe de islam is ontstaan en hoe de profeet (vrede zij met hem) de mensheid in korte tijd heeft gered van geestelijke, ideologische, politieke, maatschappelijke en godsdienstige duisternis en dwaalspoor.
Het einde van de zesde eeuw
Dit tijdperk is gekenmerkt door onzedigheden, misleidingen en bezweringen onder de mensen. De toenmalige grote rijken waren het Byzantijnse rijk, Iran, Egyptische rijk, Indië, Alexandrië, Mesopotamië en het Chinese Rijk. In al deze rijken geld het volgende:
1. Gebrek aan een juist geloofssysteem.
Mensen leden onder het gemis van een echt geloof. Kosmologische gebeurtenissen of zaken werden aanbeden. Sterren, vuur, geesteloze steen of hout werden als god geprezen. Een geest die zich in het duister bevindt door gebrek aan geloof in Allah aanschouwt het universum als zinloos en doelloos terwijl alles de creatie van de Almachtige is.
Deze wereld wachtte op een profeet die de mensheid zou redden van de sporen van misbruik van God, bezweringen en onwetendheid. De islam zou de mensheid monotheïsme (geloof in 1 God) en het geloof in het bestaan en in de éénheid van Allah bieden.
2. Mensen waren verdeeld in klassen.
De mensheid kende grotere kloven tussen rijk en arm, meesters en slaven, burger en staat, man en vrouw en dergelijke vele klassen. Tussen de verschillende klassen liepen de spanningen hoog op. Vrouwen werden in veel landen niet eens als volwaardige mens beschouwd en hadden geen rechten. Mensen uit de lagere klasse verzuchtten de druk en mishandelingen van de hogere klasse en vormden zo een tikkende bom.
Deze wereld in ellende had nood aan een profeet die haat en vijandigheid tussen de mensen zou veranderen naar liefde, respect en vriendschap. Ze hadden iemand nodig die hen liet inzien dat de mens het meest waardevolle wezen van Allah is en dat de mensen allen van één vader afstammen en vanaf de geboorte relatief gelijke rechten hebben.
3. Slavernij.
De mens is het meest waardevolle wezen dat eer en eerbied toekomt. Jammer genoeg beseften de mensen van heel vroeger dit niet. Mensen werden als slaven op markten verkocht net alsof het zaken waren. Een meester kon naar eigen wens zijn slaaf vernederen, mishandelen en elk werk laten uitvoeren. De mensheid had nood aan iemand die deze gruwel zou eindigen, een gids die als een zon het licht der vriendelijkheid over iedereen zou laten stralen.
4. Morele verdorvenheid was wijdverspreid.
De mensen pleegden allerlei immorele handelingen, ver van enig besef van eer of deugd, ver van zeden en godsvrees. Gokken, drank en genot waren deel van dagelijkse handelingen. Moorden, overspel, plunderingen en verkrachtingen hielden niet op. Vrouwen hadden helemaal geen rechten en werden gezien als een ding dat kon gekocht en verkocht worden.
Samengevat, voor de komst van de islam verkeerde de wereld in een staat van gruwel, immoraliteit, onzedigheid, wreedheid, onwetendheid, misbruik van God en ontkenning. De mensen gedroegen zich als monsters en leefden ver van het eigenlijke doel van de schepping. De wereld had nood aan verlichting. De islam moest komen om de mensheid te redden van deze beklagenswaardige omstandigheden. Geloof moest de het ongeloof vervangen, onrecht moest verjagen worden door rechten, onwetendheid door wetenschap, onrust door rust en ellende door geluk. Alle gelovigen zouden broeders zijn. Op deze manier zou de mens echte rust en vrede kennen. Zo heeft Allah aan de grootste nood van de mensen voldaan door hen een laatste profeet te sturen.
De eerste openbaring
Toen profeet Mohammed veertig jaar was, begonnen de tekenen van zijn profeetschap te verschijnen. Tijdens de vastenmaand Ramadan, in de grot Hira, werd hij geëerd met de profeetschap via de aartsengel Gabriël. Het licht van de openbaring viel op hem met enkele verzen uit de Koran: ‘’Iqra’’ (lees). Dat was het woord dat hij hoorde. De aartsengel Gabriël, die ook openbaringen bracht naar Mozes, was nu aangesteld om de eerste openbaring te brengen naar de profeet Mohammed.
Echter kon Mohammed niet lezen en schrijven net als vele mensen in die tijd; wat niets wegneemt van de intelligentie van een persoon. Hij reageerde met: “Ik ben niet iemand die kan lezen.” Vervolgens pakte de engel hem vast en oefende een enorme druk op hem uit tot het moment dat de profeet geen energie meer had om zich te verzetten. En op dat moment liet de engel los. Vervolgens zei hij weer: “Iqra!” En de profeet zei weer: “Ik ben niet iemand die kan lezen.” Vervolgens pakte hij hem weer vast en oefende een enorme druk op hem uit tot het moment dat hij geen energie meer overhad om zich te kunnen verzetten en liet hij de profeet weer los. Toen zei de engel weer: “Iqra!” En profeet Mohammed reageerde weer met de woorden:
“Ik ben niet iemand die kan lezen.” Toen pakte de engel hem voor de derde keer vast, oefende weer een enorme druk op hem uit tot de profeet al zijn energie verloor. Hij liet hem weer los en zei:
“Lees! In naam van jouw Heer, Die heeft geschapen. Hij heeft de mens geschapen van een bloedklomp. Lees! En jouw Heer is de Meest Edele. Degene Die onderwezen heeft met de pen. Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist.” 1
Onder de indruk van de betekenis van wat er aan hem werd geopenbaard, vond profeet Mohammed steun bij zijn vrouw. Na enige tijd begon hij met het verspreiden van de boodschap van de islam. De profeet had de bijnaam ‘Al-Amien’ (de meest betrouwbare) gekregen. Maar toch werd hij tijdens het verkondigen van de goddelijke boodschap buitengesloten, gepest en bespot. Ondanks deze behandelingen door zijn volk zou hij bidden voor hun vergiffenis. Met de tijd, door de inhoud van de boodschap, zijn gedrag en zijn waarden en normen begon hij langzaamaan meer en meer volgelingen aan te trekken. Op deze manier ontstond de islam.