Deze wereld is een plek van beproeving. Onschuldige mensen, waaronder kinderen, maken deel uit van de beproeving op deze wereld. Wanneer enkel ongelovigen, zondaars en volwassenen door een ramp getroffen zouden worden en onschuldigen, gelovigen en kinderen niet dan zou er sprake zijn van een toestand dat tegen de beproeving ingaat.
We hebben eerder al gezegd dat Allah niets ten nadele van zijn dienaars schept. Het is de mens die met zijn eigen verstand en wilskracht voor het goede of het kwade kiest. Je kan met behulp van vuur koken, maar je kan er ook een huis mee in brand steken. Dus met eenzelfde middel kan je iets goeds doen, maar ook iets slechts. Allah heeft de mens hierin keuzevrijheid gegeven. Als gevolg kan je de verantwoordelijkheid niet op Allah schuiven. Dit geldt voor vele zaken.
We zouden ons geen leven kunnen voorstellen zonder onze handen. Met onze handen verrichten we allerlei handelingen zoals poetsen, koken, werken, verzorgen enzovoort maar met dezelfde handen kunnen we ook stelen of iemand wurgen. De mens kiest er dus zelf voor om iemand anders kwaad aan te richten. Hierdoor kunnen we niet zeggen: “Dit is de schuld van Allah!” wanneer er ons iets slecht overkomt. Het zou onlogisch en onrechtvaardig van ons zijn om zo een bewering te maken. Dit is ook zo in het geval van moord, ontvoeringen, geweld, verkrachtingen enzovoort.
Uiteraard blijven kwaaddoeners en onderdrukkers niet ongestraft. Allah is rechtvaardig. Ze krijgen hun straf niet altijd op deze wereld, maar grotendeels (ook) in het hiernamaals. De reden hiervoor is dat als ze meteen bestraft zouden worden, dan zou de beproeving op deze wereld niet echt een beproeving zijn. Iedereen kon dan zien dat er onmiddellijk een straf volgt bij het niet toepassen van de geboden en verboden. Men zou dan ook niet handelen vanuit het hart en we zouden evengoed gelijk kunnen gesteld worden met robots. Bovendien stellen de straffen die uitgevoerd worden door het rechtssysteem van de mens niets voor, vergeleken met de straffen van Allah.
Wanneer een kind ziek wordt of wanneer hem iets ernstig overkomt is deze situatie eigenlijk in zijn voordeel. Hoe, zou je denken? Enerzijds worden zijn zonden vergeven (indien het kind de pubertijd al heeft bereikt en indien hij gelooft in Allah). Als het kind de pubertijd nog niet heeft bereikt zal hij vergeven worden voor de fouten die hij of zij zal maken in de toekomst. Anderzijds kan de pijn en het lijden waar het kind en zijn familie aan blootgesteld worden, ervoor zorgen dat zij het paradijs mogen binnentreden in het hiernamaals. Ouders en familieleden die niet geloven in Allah zullen ook baten van de genadigheid van Allah. Zo zullen zij een veel lichtere straf krijgen in het hiernamaals.
Een kind dat de pubertijd nog niet heeft bereikt, gaat meteen naar de hemel wanneer hij sterft en daar wacht het kind op zijn ouders. Dit is een profijt voor het kind en een troost voor de naasten. Wanneer een moslim geduld toont in deze moeilijke tijd zal Allah hem belonen met het paradijs waar hij voor eeuwig met zijn kind zal zijn.
Kortom, niemand kan ontkomen aan de beproevingen van Allah. Er wordt verwacht van de onschuldigen en onderdrukten, geduldig te zijn en dankbaarheid te tonen in moeilijkere tijden. Indien zij dit doen zullen zij profijt hebben van de genadigheid van Allah door oneindig veel rijkdom te krijgen in het hiernamaals. De pijn en het leed van de wereld stelt niets voor met deze beloning. Dit wetende kunnen we zeggen dat al wat ons overkomt niet altijd in ons nadeel is. Wij kunnen dit niet altijd zien of begrijpen. Zoals eerder gezegd, Allah schept niets ten nadele van Zijn dienaars.
In de Heilige Koran zegt Allah: “Denk niet (O Mohammed) dat Allah achteloos is tegenover wat de onrechtvaardigen doen, maar Hij geeft hen slechts uitstel tot de dag waarop de ogen naar de verschrikking zullen staren.
(Zij zullen zich) voorwaarts haasten met opgeheven hoofd, (naar de hemel), terwijl zij hun blik niet kunnen afwenden en hun harten leeg zijn.
En waarschuw de mensheid voor de dag wanneer de bestraffing tot hen zal komen; dan zullen de zondaren zeggen: “Onze Heer! Geef ons nog een klein beetje uitstel, wij zullen Uw oproep beantwoorden en de boodschappers volgen!” (Er zal tot hen gezegd worden): “Hebben jullie vroeger niet gezworen dat jullie (de wereld niet voor het hiernamaals) zullen verlaten?” 1